Geschiedenis
Voldoet aan definitie | voldoet niet, niet verdedigbaar |
(Bouw)fase 1 - 1400 t/m 1832
Typologie |
Moated site |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Bewoond door: |
Familie |
Sociale klasse: |
Lage adel |
Het huis Daasdonk, was het centrum van een uitgestrekt complex van landerijen, waarop zich van ouds een boerderij bevond.
De hoeve 'Ter Daesdonc' wordt voor het eerst genoemd in een contract (leenboek Hertog van Brabant) uit het jaar 1400.
Het is aannemelijk zich uit deze hoeve het statige huis heeft ontwikkeld zoals dat zich aan ons voordoet op een pentekening van Cornelis Pronk uit 1729. De oudste tekening, een anonieme pentekening uit 1671 toont een langgerekt laag gebouw met ingangsportaal, drie kruisvensters met korfboog en drie dakkapellen. Achter de woning zijn twee vierkante torens met spits te zien. De tekening uit 1729 toont een statig omwaterd blokvormig huis waar de gevel in vijf traveen is opgedeeld. Als de datering van de tekeningen klopt, wat overigens zeer betwijfelbaar is, is er wat betreft de middeleeuwse toestand slechts sprake van een (al dan niet) versterkte boerderij. De opvolger hiervan, het statige huis dat zichtbaar is op de tekening naar Pronk, is in 1832 afgebrand.
(Bouw)fase 2 - 1832 t/m heden
Typologie |
< Geen > |
Zichtbare toestand: |
Vlak terrein |
Oprijlaan nog aanwezig.
Bezitgeschiedenis:
In het midden van de veertiende eeuw heeft Johannes genaamd van Oyen het goed in leen van de hertog van Brabant. In 1400 gaven Elisabeth van der Daesdonc en haar zuster Lyedelt de hoeve 'Ter Daesdonc' voor zes jaar in pacht aan Peter Seens. In 1458 werd er wegens wanbetaling namens Johan IV, graaf van Nassau beslag gelegd. In 1488 was Mr. Jan van Coudenberge eigenaar van de hoeve. In het midden van de zestiende eeuw was Daasdonk in handen van ridder Hugues Douvrain of Douvrijn. Diens dochter Anna erfde het huis van haar vader. Zij was getrouwd met jonkheer François del Campo. In 1628 bezat ook een zekere Jean Pierre Schotten enkele rechten op Daasdonk. In 1663 werd het huis publiek verkocht aan Adriaan van der Schoot, oud-schepen van Breda. Via vererving kwam het goed in handen van Elisabeth van der Schoot en haar echtgenoot François Schagen. In 1696 werd het kasteel verkocht aan George Lauder. In 1722 werden Charles van Immerseel, graaf van Bokhoven, en zijn zuster Isabella eigenaar. In 1753 erfde Anne Louis Alexandre de Montmorency, prins de Robecq het slot. Na de stichting van de Bataafse Republiek werden diens bezittingen geannexeerd, waar hij bezwaar tegen maakte. In 1801 kon hij weer over zijn goederen beschikken. In 1836 werd het landgoed verkocht aan Johannes Franciscus Montens, rentenier te Mechelen [Peter van der Wielen].