Geschiedenis
(Bouw)fase 1 - 13e eeuw, 1e kwart t/m 1532
Typologie |
Woontoren |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Meerdere grachten: |
Ja |
Bewoond door: |
Familie |
Het kasteel werd gebouwd in de 13e eeuw. Het was in de eerste instantie een eenvoudige woontoren die in vijftiende eeuw aanzienlijk werd uitgebreid. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het kasteel verwoest, maar rond 1611 gedeeltelijk herbouwd op de vijftiende-eeuwse resten.
(Bouw)fase 2 - 1532 t/m 1619
Typologie |
< Geen > |
Zichtbare toestand: |
Ruïne |
(Bouw)fase 3 - 1619 t/m 1722
Typologie |
< Geen > |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Bewoond door: |
Familie |
In 1619 was het het kasteel weer bewoonbaar en verdedigbaar. Maar in 1642 werd het ingenomen door de Fransen. In 1668 werd het poortgebouw in brand gestoken door de hertog van Luxemburg. In 1672-78 werd het kasteel gedeeltelijk opgeblazen door de Fransen. In 1678 herstelde Philip Theodoor graaf van Waldeck Pyrmont het kasteel.
(Bouw)fase 4 - 1722 t/m heden
Typologie |
Buitenplaats |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Bewoond door: |
Familie |
In 1722 had Ferdinand Adolf von Plettenberg het kasteel verworven, hij liet het deels afbreken en verbouwen zoals het er nu nog uitziet.
Aanval(len) op kasteel
15.. -
1672-73 Bezitgeschiedenis:
Blijkens de oorkonde droeg weduwe Guda, echtgenote van Thiebald, Heer van 's-Gravenvoeren en Valkenburg, de burcht Witham over aan de St. Jakobsabdij in Luik. Deze akte toont al de vroege banden aan met het huidige België, waaraan de gemeente Wittem grenst.
Het gelijknamige kasteel ging een eeuw later in eigendom over naar de ridders van Julémont en via hen aan het adellijke geslacht van de machtige heren van Scavendriesch. Zij en de leden van de voorname familie van Jan van Cosselaer, die hen in 1344 opvolgden, waren voortdurend uit op gebiedsuitbreidingen. In 1289 namen zij Epen in bezit, in 1352 Wahlwiller en Mechelen en in 1365 Nijswiller.
Eys werd leenroerig aan Wittem, dat wil zeggen dat de heer van Eys zijn bevoegdheden ontleende aan de boven hem geplaatste heer van Wittem. Dat lukte pas na een verbeten strijd tussen de elkaar vijandig gezinde edelen: de Mulrepas, aan wie Eys toebehoorde en de Scavendriesch, nauw gelieerd aan Wittem.
Het door annexaties onstane vorstendommetje kwam door verkoop in het bezit van Diederick van Pallandt. Een van zijn nazaten, Floris II, bleef kinderloos. Bij zijn dood in 1639 kwamen de Wittemse bezittingen in handen van de graven van Waldeck Pyrmont. Een van hen, George Frederick van Waldeck Pyrmont verwierf de titel van Rijksvorst, die hij dankte aan keizer Leopold I.
Dit eerbewijs heeft de graven van Waldeck Pyrmont mogelijk parten gespeeld bij het doen van al te vorstelijke uitgaven. Hierdoor liepen de schulden zo hoog op, dat zij zich genoodzaakt zagen Wittem te verkopen aan rijksgraaf Ferdinand van Plettenberg (1722). Zijn bezittingen werden tien jaar later tot Rijksgraafschap verheven. Dit hield stand tot de Franse Revolutie. Bij het uitbreken daarvan was van de eens zo imponerende vesting weinig meer over dan een ruïne.
De Franse overheersers maakten een eind aan het graafschap Wittem en verkochten de grafelijke bezittingen aan de pachter van de naast het kasteel gelegen boerderij Simon Merckelbach. Van de restanten van de burcht liet hij een bewoonbaar kasteel maken in neogotische stijl, waarover historici niet unaniem enthousiast zijn. Niettemin mag het de familie Merckelbach tot eer strekken, dat zij het kasteel voor de ondergang heeft behoed.