Dedingsweert / Ditdigwerthe / Dedinckweerd / Dudinckwerth

Heden ten dage...

Plaats Lochem
Gemeente Lochem
Provincie Gelderland
Coördinaten RD 223164,464392
Coördinaten WGS84 52.163478,6.383472
Commentaar ? Uw opmerkingen
Datum gegevens ma 5 april 2021
Gezien (12 mnd) 171
Aanpassingen (>2019): Gewijzigd
 

Locatie:

Op het voormalige kasteelterrein bevindt zich tegenwoordig de boerderij "Hooge Weide".
Kastelen in de omgeving

Geschiedenis

 

Etymologie:

De naam kan afgeleid zijn van "deding" (elfde eeuw: diding) of "daden". Hetgeen met recht te maken had. Denk aan tegenwoordig bijvoorbeeld kort geding. Er zijn zogenaamde dedingsmannen of geschiedsluiden (bemiddelaars) die recht spreken. Zo zal dedingsweerde "Hof waar recht gesproken wordt" betekenen.
Het is verwarrend dat de naam in de elfde en twaalfde eeuw veel verandert. Na 1326 wordt het goed mogelijk opgeheven. Vanaf dan wordt het meestal Westerholt genoemd. Nu nog steeds heeft een boerderij in de buurt de naam Westerholt.

Bouwgeschiedenis:

(Bouw)fase 1 - 1105 t/m 1802
Zichtbare toestand: Intact
In 1802 is het kasteel afgebroken en in 1963 wordt een deel van de grachten gedempt. Op de plaats waar het kasteel stond, is nu de boerderij "Hooge Weide" gevestigd. Tegenwoordig zijn alle grachten gedempt en bijna verdwenen.

Het huis Westerholt is mogelijk ook een landhuis of kasteel(tje) geweest. Hier staat sinds 1926 een boerderij "Westerholt". Van het huis Westerholt bestaat een tekening van Frans Berkhuys uit 1720, maar veel van diens tekeningen berusten op fantasie
(Bouw)fase 2 - 1802 t/m heden
Zichtbare toestand: Vlak terrein

Historische betekenis:

Dedingsweerde bij Lochem is een oud goed. Het wordt al in 1103 genoemd. Er is dan geen sprake van een huis of goed, maar van ene Geraclus die afkomstig is van Dedingswerthe. In 1105 ontvangt Geraclus echter het bezit van een hof met bijbehorende hofhorigen in achterleen van bisschop Burcard van Utrecht, die op dat moment het buurschap Dochteren in bezit heeft. Deze heeft het in leen van de graaf van Zutphen, want in 1059 geeft de graaf een goed te Dochteren aan het bisdom Utrecht. Waarschijnlijk is dit Dedingsweerde. Geraclus wordt in 1118 en 1127 nogmaals genoemd, maar dan heet hij opeens Gerlacus de Ditingwerthe. De positie van deze Gerlacus is niet bekend, maar wel dat hij voornaam genoeg is om een kasteel(tje) te bezitten. In 1134 komt nogmaals een Gerlacus ter sprake, maar dan afkomstig van Dedingwerthe.
In 1190 wordt ene Henricus de Dudenwerde genoemd. Wilhelmus de Dudinckwerth is in 1200 waarschijnlijk de opvolger van Henricus. Hij doet in dat jaar een schenking aan het klooster Betlehem bij Gaanderen. In 1231 is sprake van een Berthiamus de Dudingwerthe die getuigt in Zutphen.

In 1248 doet Goswin in Zutphen ten overstaan van de rechter van Gelre een gezin, bestaande uit man, vrouw, drie zonen en een dochter met haar man en tien kinderen over aan het klooster Betlehem. Mensenhandel gebeurde meer in de dertiende eeuw. Dit gezin behoorde waarschijnlijk tot de onvrijen of horigen van het goed. Waarom dit gebeurde is niet achterhaald. Waarschijnlijk omdat ze de pacht niet op kunnen brengen

Archeologisch onderzoek:

In 1975 is er een privé opgraving uitgevoerd door B. de Graaf, die in de moestuin enkele muurresten heeft opgegraven. De muur die hij aantreft, is een 0,5-0,7 m dik en bestaat uit roodgebakken stenen van 27x13x6 cm. Aan de noordkant treft hij een afvoer aan van een steen dik, formaat 25x12x5 cm. De noord- en westkant van de grachten zijn in oude staat, maar dichtgeslibd en begroeid. De grachten worden gevoed door de Berkel waar het kasteel dichtbij ligt. De aanvoersloot ligt er dan nog. Het oudste wat De Graaf aantreft is een Jacoba-kan uit de veertiende eeuw.

Verwijzingen

Kastelenlexicon 1245
 

Publicaties:

Focko de Zee - Lochem kastelen; een rijke stad deel IV, 2018 -- blz 42-43 (met illustratie)

Jorien Jas - Kastelen in Gelderland, 2013 -- blz 310

H.B.G. Scholte Lubberink - Archeologisch kastelenproject WCL-De Graafschap, Provincie Gelderland, 2004 -- blz 127-132 (met illustratie)

A.J. van der Aa - Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, 1839 -- DL.14 722