Geschiedenis
Voldoet aan definitie | twijfel over verdedigbaarheid |
(Bouw)fase 1 - 1368 t/m 1400
Typologie |
Zaaltoren |
Afm. hoofdburcht (m) |
10,2 x 25,8 |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Meerdere grachten: |
Ja |
Volgens overleveringen stichtte Johan van Ittersum het huis Werkeren.
Uit analyse van de opgraving is gebleken dat het kasteel rond 1368 is gebouwd. Het materiaal is deels afkomstige van kasteel Voorst. Uit dendro-chronologisch onderzoek van het hout van het bruggenhoofd is dit vastgesteld.
In 1400 wordt door van Ittersum het huis uitgebreid tot een L-vorm.
(Bouw)fase 2 - 1400 t/m 1475
Typologie |
Zaaltoren |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Meerdere grachten: |
Ja |
Materiaal hoofdgebouw: |
Baksteen |
Bewoond door: |
Familie |
In de volgende fase wordt een aanbouwsel gedaan dit gebeurt tussen 1475 en 1500.
(Bouw)fase 3 - 1475 t/m 1630
Typologie |
Zaaltoren |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Meerdere grachten: |
Ja |
Materiaal hoofdgebouw: |
Baksteen |
Bewoond door: |
Familie |
Rond 1630 wordt een voorburcht aangelegd.
(Bouw)fase 4 - 1630 t/m 1819
Typologie |
Buitenplaats |
Zichtbare toestand: |
Intact |
Meerdere grachten: |
Ja |
Materiaal hoofdgebouw: |
Baksteen |
Bewoond door: |
Familie |
Tussen 1700 en 1750 wordt het hoofdgebouw ommuurt met een klein bouwwerk aan de noordoostzijde. Na 1750 vervalt het huis en wordt als boerderij gebruikt. De havezate ia tussen 1813 en 1819 gesloopt [Clevis,2005:99]
(Bouw)fase 5 - 1819 t/m heden
Typologie |
< Geen > |
Zichtbare toestand: |
Geheel overbouwd |
Aanval(len) op kasteel
1521 Bouwgeschiedenis:
Werkeren kent 5 bouwperioden:
Gesticht als een zaaltoren in 1368. Om het huis een dubbele gracht. Het huis heeft een rechthoekig grondvlak van 10,2 bij 25,8 m.
In 1400 wordt door van Ittersum het huis uitgebreid tot een L-vorm.
In de 3e fase wordt een aanbouwsel gedaan dit gebeurt tussen 1475 en 1500.
De 4e bouwfase is rond 1630, er wordt een voorburcht aangelegd.
In de 5e bouwfase (tussen 1700 en 1750) wordt het hoofdgebouw ommuurt met een klein bouwwerk aan de noordoostzijde.
Bezitgeschiedenis:
In 1368 gesticht door Roderik van Voorst. Later overgenomen door zijn broer Wolter. Wolter werd door Zweder opgevolgd. Zweder was getrouwd met de welgestelde Johanna van Ahaus. Na een verloren oorlog met de bisschop van Münster overleed hij kinderloos. Zijn zuster Johanna nam de bezittingen over. Zij was getrouwd met Otto van Polanen. Later aan Johan van Polanen. Uiteindelijk naar de familie van Hekeren Rechteren.
Werkeren werd rond 1400 verkocht aan Roelof van Ittersum.
Archeologisch onderzoek:
Er is een compleet beeldhouwwerk uit de gracht gekomen. Het betreft een leeuw van Bentheimer zandsteen met wapenschild waarop ook een leeuw staat afgebeeld. Een deel van de verf zit er nog op. Het beeld heeft waarschijnlijk op de grachtmuren gestaan. Men vermoedt dat daar zelfs meerdere exemplaren hebben gestaan.
Er zijn inmiddels meer en meer archeologische aanwijzingen dat we te maken hebben met de tweede burcht van ca 1540-1800. Hier volgt een opsomming:
De jongste havezate zou een L-vormige structuur hebben. De vertrekken langs de gracht liggen min of meer in de 'korte poot' van de L. De verbinding tussen de twee poten is dan wel een zwanehals.
Er zijn in totaal drie beerkelders aangetroffen. Het vondstmateriaal gaat niet verder terug dan het tweede kwart van de 15de eeuw, waardoor het bij de jongste havezate hoort.
Twee van de drie beerkelders zijn in verband met het muurwerk van de hoofdgebouwen gemetseld.
Er hebben onder deze gebouwen geen kelders gelegen. Het eerste versterkte huis van de Van Ittersums had kelders.
De grachtvulling is van voor de tijd van de boerderij en van na de eerste havezate. Er komt beeldhouwwerk uit van gebakken klei en van natuursteen.
Het metselwerk van de funderingen van de muren van het hoofdgebouw bestaat uit hergebruikt materiaal. Er zit zelfs tufsteen en kloostermoppen bij dat van voor 1300 dateert.
Inmiddels zijn er al fraaie vondsten gedaan. Een zeer rijk versierd kroonstuk van een tegelkachel en verschillende fraai versierde haardstenen wijzen op de twaalf vuursteden (verwarmde vertrekken met schouw). De rijkdom van het geslacht Bentinck dat er in de 17de eeuw verbleef, komt ook tot uitdrukking in de vele rijk versierde drinkglazen en de vele wijnflessen die in de gracht zijn gegooid. Uit een van de beerkelders kwamen een tinnen pispot, een tinnen kan en een tinnen fles met inhoud. Bij een opgraving in de stad mag je van geluk spreken als je al een tinnen lepel vindt.